- 09 mei 2018
- | Bron: Dobbit
Elektriciteit Zelf Plaatsen 3
Roger - In deze aflevering plaatsen we de elektriciteitskast. We installeren de zekeringen en bekabelen de kast. Hoe je dat precies doet, zie je in deze aflevering.
Transciptie
Het eerste wat je moet weten is welke elektriciteitsaansluiting in je huis binnen komt.
Het kan zijn dat er enkel een fasedraad en een nulgeleider de woning binnen komen. Dan heb je een monofasige aansluiting. Je kan ook een driefasige aansluiting hebben zonder nulgeleider. Hierbij zit tussen twee fases telkens een spanning van 230 volt.
In dit huis hebben we een driefasige aansluiting mét nulgeleider. Tussen elke fase en de nulgeleider zit een spanning van 230 volt. Tussen twee fasedraden heb je een spanning van 400 volt.
Sommige toestellen, zoals bepaalde warmtepomen, hebben een spanning van 400 Volt nodig. Vraag dan aan je netbeheerder of het mogelijk is om zo’n aansluiting te krijgen.
Om een kast in te richten heb je zeker een verliesstroomschakelaar nodig van 300 milliampère en een van 30 milliampère. Je kiest het aantal aansluitopeningen afhankelijk van het type aansluiting die je hebt. Ook zekeringsautomaten heb je nodig, waarschijnlijk van 16 ampère en 20 ampère. Verder heb je elektriciteitskabels nodig, eventueel een kamgeleider, schroevendraaiers en de kast zelf natuurlijk.
Een algemene verliesstroomschakelaar van 300 milliampère zal zichzelf uitschakelen bij een stroomverschil van 300 milliampère.
Naast deze algemene differentieel zit er in elke kast ook een verliesstroomschakelaar van 30 milliampère. Deze schakelt zich uit bij een stroomverschil van 30 milliampère en is dus gevoeliger dan de algemene differentieel. Deze differentieel is verplicht te gebruiken voor vochtige ruimtes en bij toestellen die in aanraking komen met water of vocht. Je kijkt het best even het AREI over welke toestellen het precies gaat.
De zekering die je gebruikt hangt dus af van de kabeldikte. Een kabel van bepaalde dikte kan maar een bepaalde hoeveelheid stroom vervoeren. Vraagt een kring of toestel te veel stroom, zal de kabel heet worden en eventueel brand veroorzaken. Een zekering voorkomt dat de kabel te veel stoom vervoert door bij een bepaalde ampèrage uit te schakelen. Bovendien beschermt een automaat ook tegen kortsluiting in de kring.
Ook de automaten kan je, net zoals de verliesstroomschakelaars, gewoon op de rail klikken. Groepeer ze een beetje zodat je het overzicht behoudt.
Deze automatische zekering heeft bovendien ook een hoger ampèrage omdat de kabeldikte tot aan de kookplaat dikker is, namelijk 4 carre.
Het type kamgeleider dat je nodig hebt hangt af van je hoofddifferentieel én op welke manier je hem wil doorlussen.
Je hebt verder twee types kamgeleiders. Heb je er met vorkjes? Dan kan je die in een speciale opening in de zekering steken. Niet alle zekeringen hebben deze openingen onderaan. Het andere type, die met de staafjes, kan je inbrengen in de openingen onderaan waar je ook kabels kan insteken.
Wij kiezen om te werken met kabels om het overzichtelijker te houden. Duidt eerst aan welke fasedraad waar komt op je zekering. Zo mis je niet. Wij hebben hier een driefasige zekering met nulgeleider, dus duiden we op elke zekering een cijfer aan die één fase aanduidt.
We plooien de draden hier om een blokje hout met de juiste tussenafstand. Strip dan ook het uiteinde van de kabel. Maak deze bruggetjes zowel voor de fasedraden als met de blauwe neutrale draad.
Nu kan je doorlussen in de kast. De draaddikte die je gebruikt hangt af van je netaansluiting. Heeft die een zekering op 43 ampère, dan mag je doorlussen met een kabeldikte van 6 carré. Is er een zekering van 60 ampère geïnstalleerd, dan gebruik je 10 carré. In de praktijk zal er meestal 10 carré gebruikt worden.
Begin dan met de neutrale draad door te lussen. Leg een bruggetje tussen elke zekering. Normaal gezien komt de neutrale verbinding in de rechteraansluiting van de zekering te zitten.
Ook de bruggetjes van de fasekant kan je dan maken. In dit geval betekent dat alle zekeringen met dezelfde nummering aan elkaar verbinden. Aan de verliesstroomschakelaar moet je even opletten omdat de fases hier naast elkaar zitten, maar naar verschillende zekeringen moeten gaan.
Alle schroeven moet je goed aandraaien. Gebruik hiervoor een schroevendraaier en geen schroefboormachine. Die heeft teveel kracht en kan schade aanbrengen.
Een kamgeleider kan je gemakkelijk op de juiste maat afkorten met een metaalzaag.
Voor je hem installeert, zorg je wel eerst dat alle kopervijlsel uit de kamgeleider is. Klop hem daarvoor uit op tafel. Doe dit om kortsluiting te vermijden.
Op de zijkanten van de kamgeleider zet je nog beschermingsdoppen. Zo kan je ook langs de zijkant geen kortsluiting maken.
Breng de kamgeleider dan aan in de opening onderaan de zekering. Draai alle schroeven goed aan met een schroevendraaier.
Doe dat in een slangenpatroon. Dus van het begin van de eerste rij naar het begin van de tweede en van het einde van de tweede naar het einde van de derde. We doen dit zo omdat er anders tot drie kabels in één opening komen te zitten en dat zou wat veel zijn. Werk je met een kamgeleider en zijn de openingen onderaan nog vrij, dan kan je natuurlijk gewoon telkens van het begin vertrekken.
Let goed op dat je telkens dezelfde fases met elkaar verbindt. Gelukkig hebben we dat daarstraks aangeduid op de zekering.
Plooi de draden ook vooraf een beetje zodat ze goed passen in de opening.
Bij de verliesstroomschakelaar van 30 milliampère moet je de stroom bovenaan laten toekomen. Hierna wordt hij opnieuw verdeelt over de zekeringen.
Als de kast volledig is voorbedraad kan je hem op zijn definitieve plaats hangen. Bij ons hangt die naast de meterkast, zo kunnen we meteen de connectie maken met VOB kabels. Hangt ze er niet naast, gebruik je een EXVB-kabel om de verbinding tussen de meter en de kast te maken.
Tijdens de installatie maakten we een lijst met de nummers van de kabels en waar ze naartoe gaan. Nu komt die lijst van pas. We weten zo nog welke kabel naar waar loopt en welke dikte hij heeft.
Omdat we doorlusten met kabels kan je nu gemakkelijk volgen waar de blauwe neutrale geleider moet komen en waar de bruine fasedraad komt.
Plooi de kabel ook een beetje om zodat je hem netjes in de zekering kan plaatsen. Steek alle kabels er bovenaan in.
Schroef alles opnieuw goed aan. Controleer op het einde nog eens alle schroeven, zowel bovenaan als onderaan de zekeringen en de verliesstroomschakelaars. Draai ze allemaal goed vast.
Je kan aan de hand van je lijst de zekeringen ook nog labelen. Zo weet je welk circuit is uitgevallen.
Beneden plaats je dan de aardingsrail. Daarop sluit je de aardingsgeleider aan die vebonden is met de aardingslus.
Strip dan ook alle aardingskabels en steek ze in de aardingsrail.
Als laatste sluit je de kabels aan die van de meterkast komen. Eens de installatie gecontroleerd is, kan de netbeheerder langs komen om de meterkast aan te sluiten.