Het is vandaag beter het printwerk uit te besteden
dan te investeren in een eigen 3D‑(metaal)printer
Philippe Reinders Folmer (Renishaw): “Zonder bijkomende verduidelijking is dat volgens mij een stelling die je niet zomaar kan poneren. Het antwoord is namelijk sterk afhankelijk van het soort bedrijf waarover we spreken. Gaat het over een bedrijf dat eigen producten maakt en waarbij het aanpassen van de productiemethode ook het herontwerpen van het product inhoudt, of gaat het over een bedrijf verantwoordelijk voor slechts één aspect in de toeleveringsketen? Zeker in de beginfase lijkt het mij voor die eerste groep interessant dat ze zelf gaan investeren in een eigen machine, om sneller doorheen de leercurve te lopen. Als je aan de andere kant een bedrijf bent dat vooral gaat uitbesteden, lijkt het me interessanter dat je gaat investeren in een toeleverancier die zich op de technologie zal toeleggen. Al wil ik hier meteen de bedenking bij maken dat de 3D-printmarkt mijns inziens nog niet rijp genoeg is voor een heuse toeleveringsketen. De producten zijn nog te complex; er is nog een te grote leercurve waar men doorheen moet om een onderdeel opnieuw te ontwikkelen met als doel het produceerbaar of printbaar te maken, rekening houdend met nabewerking.”
"De 3D-printmarkt is mijns inziens nog niet rijp genoeg
voor een heuse toeleveringsketen."
Griet Lannoo (CRM Group): “Het is trouwens niet omdat de technologie fysiek al in een bedrijf aanwezig is, dat de kennis en expertise er ook zijn. Bedrijven moeten hier heel wat tijd in investeren om de nodige knowhow te ontwikkelen. Die kennis mankeert nog en elke keer dat er een nieuw stuk geprint moet worden, is er opnieuw die leercurve. In sommige gevallen is het dus beter om het te laten doen door gevestigde waarden dan het zelf te proberen. Behalve als het de corebusiness van het bedrijf betreft.”
Philippe Reinders Folmer (Renishaw): “Er zijn ook instapmogelijkheden. Je hoeft niet meteen te investeren in een metaalprinter. Je kan ook beginnen met een kunststofprinter of samenwerken met een bedrijf dat hierin gespecialiseerd is. Op die manier kan je de onderdelen verifiëren wat betreft vorm en fit. De functionaliteit komt dan later wel. Op dit moment komt er nog te veel nabewerking bij kijken, evenals testen, meten … En dan is er nog het scala van certificering dat eromheen hangt. Dat verhoogt de investering des te meer.”
Nico Velghe (V.A.C. Machines): “Veel vertrekt ook van de interesse van het bedrijf. Interesseert het je hoe een bepaald materiaal gaat reageren in het additief proces, denk aan nabehandeling, dichtheid, insluitingen, spanningen op het materiaal … of vertrek je vanuit het idee dat je enkel en alleen de onderdelen nodig hebt? Daar merken wij een grote differentiatie bij klanten. Onderzoeksinstellingen weten hoe die structuren in elkaar zitten, bedrijven (nog) niet. En dan moet je nog bewijzen dat wat je geprint hebt in compleet nabewerkte staat, net zo goed is als – of beter dan – het conventionele stuk.”
Jonas Galle (Valcun): “Eigenlijk moet je bij deze stelling ook de vraag stellen wat ‘investeren’ juist betekent. Als je het doel hebt om hier en daar wat prototypes te maken, dan is die investering, wat betreft kostprijs en tijd, veel te hoog. Als die drempel verlaagd kan worden, zouden heel wat mensen wel eens rapper durven springen. Je kan het vergelijken met de aankoop van een grote vijfassige CNC-machine, wanneer je eigenlijk gewoon af en toe simpele stukken moet bewerken. Er zijn op dit moment, ondanks ontwikkelingen op dat vlak, simpelweg geen instapmodellen van metaalprinters die dat toelaten.”
"Je kan het vergelijken met de aankoop van een grote vijfassige CNC-machine, wanneer je eigenlijk gewoon af en toe simpele stukken moet bewerken."
Roald Swerts (Trideus): “Terugkerend op de stelling durf ik eigenlijk te stellen dat er gevallen zijn waarbij het duidelijk interessanter is om het printwerk uit te besteden. In bepaalde landen is er de voorbije maanden en zelfs jaren geïnvesteerd in gigantische hoeveelheden Selective Laser Melting (SLM)-metaalprinters, oftewel poederbedprinters. Die kunnen vandaag vrij concurrentiële offertes afleveren met betrekking tot het aantal onderdelen die geprint moeten worden. Dan is het enige tegenargument nog dat je liever zelf wilt investeren in de technologie om alles in eigen huis te houden of dat je met geheimhoudingsclausules te maken hebt. In andere gevallen loont het volgens mij de moeite om te investeren, eerder nu dan de toekomst af te wachten.”
Jo de Groote (ZiggZagg): “Maar om van 3D-printen een onderdeel te maken van de corebusiness van je bedrijf, moet er nog heel wat gebeuren. Er is de investeringskost, maar ook het constructief en destructief onderzoek, het analyseren, het meten … terwijl de specificaties niet zomaar ergens beschikbaar zijn. Zolang OEM’s niet méér weten dan hun klanten, zal die laatste groep weigerachtig staan tegenover het integreren van het 3D-printen in hun productieproces. In die optiek denk ik dat men samen kennis wil vergaren met diegenen die de service leveren. En zolang men kennis moet vergaren, zal men printwerk blijven outsourcen. Tot ze op een gegeven moment klaar zijn om zelf de investering te doen, met de nodige achtergrondkennis van de techniek. Maar die doorlooptijd is vrij lang.”
Tom Scharlaken (Vives): “Naast het aankopen van een machine, is ook het vinden van geschikt personeel van cruciaal belang. Denk bijvoorbeeld aan het bepalen van de oriëntatie, het aanbrengen van de supports, ... Dit alles heeft een invloed op de hoeveelheid en soort nabehandelingsprocessen, de printtijd en bijgevolg ook de kostprijs.”